Vader werkte als enige burger bij de crypto-afdeling van het M.E.O.B.
In 1990 brak in Europa, na de val van de muur, een periode van politieke rust aan. De spanningen tussen Rusland en het Westen vielen weg en in 1993 werd er op defensie bezuinigd. Vader was aan pensioen toe. Hoezeer hij ook van zijn werk hield, hij ging niet echt met zijn tijd mee; al die modernisering! Het meest zat hem dwars dat hij als burger met een klein ambtenarenloontje jonge militairen moest inwerken die volgens hem nog geen snars verstand hadden van de crypto-apparatuur, maar wel een berg salaris naar huis brachten waar vader ondanks al zijn dienstjaren niet aan kon tippen. Daar had hij echt moeite mee. Toen hem gevraagd werd of hij chef van de crypto-afdeling wilde worden, heeft hij daar vriendelijk voor bedankt. Het zou hem geen cent extra opleveren, maar hij voorzag wel een hoop stress waar hij beslist niet tegen bestand zou zijn. Later hing er ook nog een donkere wolk boven het leven van Coby en Kees in Oegstgeest: het Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf zou naar Den Helder verhuizen. Mijn ouders zijn nog met een bus van de Marine mee geweest tijdens een speciaal voor de werknemers en hun partners georganiseerd uitstapje waarbij zij hun toekomstige werk- en woonplek in Den Helder konden bezichtigen. Thuis riep moeder, net als vader afkomstig van het boerenplatteland: “Nooit, maar echt nóóit ga ik daar naartoe!” Ook vader zag het niet zitten. Gelukkig was er een speciale regeling die zestigjarigen de mogelijkheid bood om vroegtijdig uit te treden. Vader schrijft in zijn memoires: “Het eerste jaar ging je dan met wachtgeld en daarna tot je 65e met VUT. Ik had veertig dienstjaren en wilde graag gebruik maken van dat vroegtijdig uittreden, want die regeling zou afgeschaft worden. Samen met Kees van Daalen en Bart van der Straten gingen we de dienst verlaten. Met ons gingen in die tijd nog vijftig medewerkers met dezelfde regeling bij het M.E.O.B. weg.” Daar gingen alles bekwame, ervaren seniormedewerkers!
Soms vroeg ik vader wat hij bij de marine gedaan had. Ik wist dat hij regelmatig in Wassenaar in een geheime villa moest zijn, dat had hij wel eens gezegd. Onder dat huis bevond zich een bunker, meer zei hij niet, hij hield zijn mond stijf gesloten. Soms kwam hij uit Eemnes of Eibergen met de Hanomag-bus voorrijden. Dan zeiden we: “Komt ie weer in zijn boevenwagen!” Vervolgens werden er zakken vol aardappels door mijn vader en zijn chauffeur uitgeladen en lag de kelder, en die van de buren, weer vol met zakken aardappels. Mijn zus en ik zijn een keer in de grote schoolvakantie met de ‘luxe dienstwagen’ mee geweest op dienstreis. Het zoontje van de chauffeur was er ook bij: “Bukken bij de slagbomen hoor, laat je niet zien!” Spannend! Ik herinner mij dat we bij de ingang van een bunker in Vlissingen een bakje gele vla hebben zitten lepelen.
De plaatsen die mijn vader bezocht, zitten in mijn geheugen gegrift. Ze klonken in die tijd voor mij spannend, geheimzinnig. Århus, DELM, NORA, Eibergen, Eemnes, Den Helder, Terschelling, Valkenburg, Rijswijk, Ypenburg, Woensdrecht, Vlissingen, Brunssum, Siegburg, Siemens, Liverpool, maar ook de Kwaaklaan in Oegstgeest (ik kon nooit ontkomen aan het beeld voor ogen van kwakende eenden in een vijver…). Als kind hoorde ik in de verte het geraas van de snelweg, maar besefte in die tijd nog niet dat het de snelweg was. De hoek van waaruit het geluid kwam, was aan de noordkant van het kanaal waar het werk van mijn vader was en ik associeerde het geluid met oorlog, want daar had het werk van mijn vader immers mee van doen.
Begin, of halverwege de tachtiger jaren, kwam er een brief van de Marine. Er waren oplaaiende spanningen tussen Oost en West. In de brief zou gestaan hebben dat vader in geval van een kernaanval de militaire status zou krijgen en dat hij zich dan bij een grote atoomvrije bunker moest melden. Hij kreeg alvast een pakket met een soort van trainingspak; het was het ‘dienstuniform’. Wij lachten erom, wat een gek pakkie! Aan tafel beweerde vader dat hij dat nooit zou doen, die bunker ingaan. Hij zei: “Wat heb ik eraan, om als enige zo’n aanval te overleven?” Hij zou geweigerd hebben. Waarschijnlijk heeft hij die brief meteen verscheurd, want hoe ik ook zocht, de brief bleef onvindbaar en mijn moeder kon zich die brief niet meer herinneren. Wel wist ze nog van de gesprekken aan tafel en het pakket. Er hing toen een spanning in huis, er was veel vliegverkeer en iedere avond volgden mijn ouders het nieuws over een mogelijke nucleaire Derde Wereldoorlog. Vader moest steeds vaker op oefening en werd bij nacht en ontij uit zijn bed opgepiept. Ik vermoed dat het ook in die tijd was, dat vader op een keer bijna middenin de nacht thuiskwam, nadat hij urenlang had vastgezeten ‘in Den Haag’. Er had zich voor de poorten een grote demonstrerende menigte verzameld en het was niet gelukt om via de hoofdpoort het terrein te verlaten. Zijn chauffeur heeft het toen op een gegeven moment via een ‘achterom’ geprobeerd en mijn vader vertelde stoere verhalen over een dolle rit door de straten van Den Haag om weg te komen. Hij zal ‘m wel geknepen hebben….)
Op een keer, nog niet zo lang geleden, liet ik mij in het bijzijn van een oud-militair ontvallen dat ik best nieuwsgierig was naar de rol van vader, want ook na zijn pensioen beriep hij zich steeds op zijn zwijgplicht. “Waarom zou je dat willen weten?”, vroeg de oud-militair mij. Eigenlijk wist ik het zelf niet goed. Wilde ik iets ‘groots’ van vader maken? Kwam het omdat ik Duitse oorlogsveteranen geïnterviewd had en nu ook het verborgen verleden van mijn vader boven tafel wilde halen? “Laat het verleden toch rusten Ingrid, soms moet je niet alles willen weten!” Maar waarom werd ik dan bij de grens met de DDR uit de bus gehaald en werden mijn papieren extra nauwkeurig bestudeerd? Ik voelde heus wel de nervositeit van mijn begeleidende docenten. Dat was geen routine-check! Gelukkig had het geen consequenties en mocht ik gewoon door. Ik vond het wel vreemd allemaal. Natuurlijk wist ik, dat het werk van vader ermee te maken had. Pas achteraf had vader verteld dat ze mij als gijzelaar hadden kunnen vastnemen om geheime gegevens via hem te krijgen. Liep ik daadwerkelijk dat gevaar? Het zou wel loslopen, anders had ik geen toestemming gekregen, toch? Wil ik het inderdaad weten waar mijn vader mee te maken heeft gehad? Wat schiet ik ermee op? Vader had het nooit meer over de Marine, het was een afgesloten geschiedenis.
In het Marine Museum in Den Helder staat een model van een Vi-radar. Vader heeft dat model gemaakt en zou onderop zijn initialen gegraveerd hebben. In de grote archiefkoffer die hij naliet, zaten nog originele defensiefoto’s van het, toen nog niet in kleur gespoten, koperen model. Prachtig! Het was een ‘beunhaasklus’ in opdracht van zijn hoogste chef. Omdat hij op een afgesloten afdeling werkte, was er op dat soort bezigheden geen controle. Hij genoot van dit soort klusjes, van klein gepriegel en solderen.
Naast wat foto’s, de certificaten die hij behaalde, een herinneringsmunt in een doosje, het Enigma-kistje waar jarenlang onze legoblokjes in zaten en het koffiekopje van de marine waar hij al die jaren zijn wellicht koude koffie uit gedronken heeft, is er niets wat aan zijn werk herinnert, zelfs geen veteranenspeldje. Dat was ook zo’n ding waar hij zich aan ergerde, die discussie rondom de vraag of een militair die tijdens de Koude Oorlog diende, zich veteraan mocht noemen. Alhoewel vader als een van de weinigen en als enige burger het geheime cryptowerk deed, kwam hij als burger al helemaal niet in aanmerking voor de status van veteraan. Hij vond het dan ook allemaal maar flauwekul. Hij wilde geen ‘held’ zijn, zei hij. Maar hij miste zijn hele leven wel de waardering, diep van binnen bleef hem dat altijd dwars zitten. Misschien is het daarom dat ik soms met andere ogen kijk naar de foto’s van zijn 25-jarig (?) jubileum bij defensie?
Voor mij als kind had zijn werk ook voordelen. We hadden de mooiste vlieger van de straat: een rechthoekige met boven en onderaan oranje doeken eromheen. We wisten dat het vliegeren hiermee eigenlijk verboden was, want het was een noodsignaal voor op zee. Het ding raakte hopeloos verstrikt in een antenne. Dat heeft ie niet overleefd.
Mijn moeder hoefde voor ons geen t-shirts en truien te kopen, want die hadden we van de Marine. Van die truien heb ik bijna een trauma overgehouden, wat een prikdingen, maar ik vond ze wel stoer staan met die epauletten! En zo kon het ook gebeuren dat we met het hele gezin op knalgele Puma-schoenen liepen en met Puma-winterjassen waarvan je de mouwen kon afritsen…heel erg jaren 80 dus! We kregen ook een regenjas, heel jaren 90! Als we met het hele gezin huttentrektochten maakten, dan ging zo’n beetje het hele overlevingspakket van de Marine mee: harde kaken, melkpoeder en krentenbrood uit blik: heerlijk smullen was dat! In die tijd hadden onze 40 liter rugzakken nog geen heupbanden. Vader had van parachutes (uit het MOB-depot, of was DELM?) het band afgehaald en dat aan onze rugzakken vastgemaakt zodat we een heupriem hadden. Het gewicht van 10 kilo kwam daardoor iets van onze schouders af en voor de rest heette het: “Niet zeuren, doorlopen, Jij wil toch bergsporter worden? Nou dan, lopen!”. Een wijze levensles waar ik later dankbaar gebruik van heb gemaakt.