We fietsten in de zomer van 1962 via Diepenveen naar Boskamp en Olst, terug reden we over de IJsseldijk. Bij kasteel De Haere zagen we grote schuiven in de dijk, het leken sluizen, zonder water ervoor of erachter, waarop mijn vier jaar oudere buurjongen (14) zei dat we dit moesten uitzoeken.
Mannen uit de buurt gingen naar een mobilisatiecomplex, de BB – Bescherming Bevolking, in 1956 met 160.000 vrijwilligers, terwijl er 200.000 nodig waren, welk aantal nooit gehaald is. In 1961 werd de Berlijnse Muur gebouwd. Ik bouwde die na met blokken, soldaten en tanks. Achter die muur bleven mensen wonen, maar ze konden niet meer naar het westen. Najaar 1962 had je de Cubacrisis. Mijn grootvader in Deventer zat dagenlang aan de radio gekluisterd.
Wij zaten met die vreemde schuiven in de dijk. Opa had veel boeken in de kast, ook over de oorlog, zoals de vier delen van Onderdrukking en Verzet. Nederland in Oorlogstijd. In deel 1 een kaartje van de landsverdediging in 1940. De IJssel en Maas waren verdedigingslinies, zonder inundaties, wel met kazematten. Bij de Grebbelinie wel geïnundeerd gebied. Ik had in 1960 in de vierde klas bij geschiedenis nog niets gehad over waterlinies, mijn oudere buurjongen wel en dacht dat die schuiven in de dijk te maken hadden met een waterlinie. Alleen, hoog water in de IJssel valt natuurlijk nooit samen met een vijand die voor de deur staat. Daar is meer voor nodig, maar waarom moest het land achter de IJssel onder water komen? Opa zei dat dit waarschijnlijk te maken had met het gevaar uit het oosten, kijkend naar Berlijn en Cuba. Ga de IJssel en haar dijken maar tekenen, of nabouwen.
Dat laatste deden we, net als bij de Berlijnse Muur. De schuiven in de dijk van blokken in een opvallende kleur; daar gebeurt het dus. Dit kon alleen maar werken als de IJssel werd afgedamd. Hiervoor weer een andere kleur blokken, maar hoe zag dit er in werkelijkheid uit? Een mooi boek bood de oplossing. Ik kreeg Verdreven Vloot van Gertie Evenhuis, over de afsluiting van het Veerse Meer in 1961. Ze deden dat met caissons; een tekening van zo’n gevaarte beslaat twee bladzijden. Zouden ze ook de IJssel met een caisson afdammen? We gingen kijken, de veldkijker van opa en oma om de hals. We zagen een groot stalen gevaarte liggen, wat een caisson moest zijn, aan de Gelderse kant in een inham, ter hoogte van de sluizen in de dijk. Voorjaar 1963 was alles duidelijk en meer dan dat: op hoge rivierduinen hou je droge voeten en natuurlijk ook op de Holterberg.
In 1965, een jaar na onze verhuizing naar Diepenveen liep ik er weer rond met nieuwe buurjongens. We hebben over en onder de schuiven gelopen, wat geschreeuwd en gesprongen, maar dat was het dan. Mijn verhaal maakte geen indruk. Andere dingen waren belangrijker: een vlot bouwen en de IJssel oversteken, vuurtjes stoken, kievitseieren zoeken, hutten bouwen. Het ‘onderzoek’ naar de schuiven had nog geen jaar geduurd, samen met een buurjongen uit Deventer en opa, die in september 1964 overleed. Hij heeft ons nieuwe huis niet meer gezien met de net aangelegde tuin op 800 m2 en daarna een heel nat jaar. De wetering voor ons huis stroomde over, het weiland voor onze deur stond onder water, net als de pas aangelegde tuin, maar het huis bleef droog. In de natte zomer van 1965 stond er in Salland 10.000 ha land onder water. Het waterschap ging grote werken uitvoeren. De weteringen werden gekanaliseerd en van stuwen voorzien. Met de vrijkomende grond werd de IJsseldijk opgehoogd. Het sluizencomplex bij de Haere verdween onder de grond, maar dat is weer rechtgezet, zichtbaar gemaakt en gerestaureerd.
In 2013 wandelde ik met mijn moeder op De Haere, nadat ik een boekje van haar gekregen had over de IJssellinie. Mijn weggestopte herinneringen kwamen deels terug, meer dan in 1997, toen ik van haar een boek kreeg over de geschiedenis van Waterschap Salland. In 2016 tipten mijn moeder en oudste zus me over theatergroep De Jonge Honden uit Zwolle, die locatietheater gingen maken over de IJssellinie. Ze vonden dat ik mijn herinneringen eens op papier moest zetten en die toesturen aan De Jonge Honden. Daaruit ontstond een eerste versie van dit verhaal, aan de theatergroep gestuurd, die het ook gebruikt hebben. In 2016 liep ik er weer eens naar toe, naar het inlaatwerk en dacht alleen te zijn, maar dat was niet zo. In de bosrand stond een man, een militair in een hoge rang, zag ik aan zijn uniform. Ik liep naar hem toe, vroeg naar de betekenis. Ik hoorde mezelf zeggen waarom dit er allemaal was, een linie ja, de IJssellinie, een woord, een naam die niemand kende. Dat klopt, zei hij, de bewoners wisten van niets, mochten niets weten. De inundatie zei ik, wat evacuatie van bijna 400.000 mensen had betekend, tussen Nijmegen en Kampen. Ik las dat aantal pas in 2013. Ja, zei hij, dat was de belangrijkste reden voor geheimhouding. En dat is gelukt, zei ik, hem aankijkend. Niemand geloofde jullie, zei hij, zodat de ontdekte grote impact nergens kon landen en uit jullie hoofden verdween, wat volgens mij ook het beste was. We keken naar de schuiven. Kunnen ze nog omhoog, vroeg ik, of is alles vastgelast. Wat denk je zelf, zei hij, zie jij nog redenen waarom ze moeten werken? Ik was even stil, keek hem aan: ik hoef niet te zien dat ze zijn vastgelast. Prima, antwoordde hij, hou dat beeld maar vast.