Sloepvaren & Nieuw Guinea

Dit waargebeurde verhaal speelt zich af rond de jaren 1955 in de Aziatische archipel en net daarbuiten. Ik kwam op als dienstplichtig matroos in Hollandsche Rading naar de Marine kazerne. Daar werd ik binnenste buiten gekeerd en voorzien van de nodige uitrusting, uniformen en gevechtskleding. In de avond had je even voor jezelf om een biertje te nuttigen met je maat en dan ging je onder de wol. We lagen op een zolder met vijftig man. Zolang de groene lamp brandde, werd er nog wel wat gepraat. Maar als de rode lamp aan ging, was het ‘je kop houden en slapen gaan’. Nu heb je altijd figuren die tot het uiterste willen gaan en gewoon door bleven praten en dan gebeurde het volgende. De lichten gaan aan en er werden vier vrijwilligers aangewezen door de Baks meester. Dus uit je bed en in je pendeck onder de vlaggenmast naar buiten als straf. Na een uur werd je opgehaald en kon je weer gaan slapen. De andere dag liep er iemand met een enorm blauw oog, want dat was er Ć©Ć©n die zijn kop niet kon houden en zelf lekker in bed kon blijven liggen. Op de zolder was het geweldig donker dus de dader was niet te achterhalen, en de andere dag werd blauw oog gevraagd of hij inderdaad gepraat had. Dit gaf ik toe en toen werd mij medegedeeld dat het voor mij hier ophield, omdat een onschuldige voor mij buiten had moeten staan in de winterkou. Ik kon dus vertrekken; net goed en eigen schuld.

Na enkele maanden werd ik overgeplaatst naar een voor mij bekende marinebasis, Den Helder. Oei dat was andere koek. Nu moest alles kloppen en je moest toepassen wat er geleerd was. Foutjes werden dan ook meteen afgestraft. Nadat ik daar enkele maanden had rondgelopen en er nog wat vaardigheden bij waren geleerd, gaat mijn maat een cursus volgen. Dan kon hij naar een bevordering uitkijken en dat leverde meer “katje” op (dat betekent soldij), dus de werkelijke reden was zijn salaris te verhogen. Hij haalde met gemak zijn zo begeerde brevet ‘sloepvaren’. Dat betekende dat je met die sloep kon omgaan en seinen kon geven met speciale vlaggen en tekens. Ook ik had hier wel oren naar, want dat scheelt mij enkele biertjes per week, dus ook ik vraag de cursus aan. Maar dan komt mijn maat met een nieuwtje: “We worden overgeplaatst naar Nieuw Genea, er woedt daar een oorlog en wij zijn de uitverkorenen”. Om nu te zeggen dat ik daar zin in heb… Nou niet bepaald, maar keuze is er niet. Samen met nog enkele tientallen mannen gaan we aan boord van een mijnenveger of de Zuiderkruis, het transport schip van de marine, samen met onze plunjebalen en wapens.

Tijdens de overtocht van enkele weken vermaken we ons met allerlei spelletjes, slapen en zonnen, de zaak een beetje op stelten zetten. Want verveling aan boord was troef. Onderweg nog een tussenstop gemaakt van enkele dagen in Hollandia waar we even de wal op mochten. Prachtige meiden daar, en die waren ook nog eens bereid om eventjes met je mee te gaan šŸ™‚ Nu hadden we daar een luitenant en die was zo groen als gras. Ik vertelde hem dat ik mijn papieren voor de cursus nog niet ontvangen had, omdat we halsoverkop weg moesten. “Daar ga ik wel achteraan”, vertelde de luitenant. Hij gaat naar de kapitein en ook die gaat mee in het verhaal. Ik moet op rapport komen, en de kapitein vertelt mij: “Ik ga je papieren opvragen. Hoe ver was je met die cursus?” Ik was er nog niet eens aan begonnen, maar zeg tegen de kapitein: “Ik moet alleen nog sloepvaren kapitein!” Er was geen barst van waar, maar nu kon ik niet meer terug. Dus ik wacht rustig af en hoorde weken niets meer en toen moesten we weer terug aan boord om verder te gaan.

Dus stoomden we op naar Nieuw Guinea. Daar was het bloedheet en vochtig, dat wil je niet geloven! Je deed niets en het water liep gewoon langs je lichaam, zweten als een otter. We zaten daar enkele kilometers van de zee af in de binnenlanden. Daar was een plek waar wat overkappingen stonden, die van bovenaf gecamoufleerd waren en dus niet zo snel ontdekt zullen worden door de vijand (die met vliegtuigen wel eens over kwamen maar dus niets zagen van ons). Ook hier werden de officieren gewisseld. Ik dus weer naar de kapitein met mijn verhaal over dat sloepvaren, en dat de opgevraagde papieren in Hollandia zouden liggen waar we enkele weken hadden gelegen om brandstof, proviand en water in te slaan en even de benen konden strekken. Deze kapitein was als een vader voor ons. Hij deed overal aan mee, was in voor een geintje en dronk ook graag een biertje met zijn mannen. Hij schold heel dat Hollandia bij elkaar omdat die papieren maar niet kwamen ondanks meerdere verzoeken. De kapitein vraagt: “Waar ben je gebleven met je cursus”? “Alleen nog sloepvaren kapitein en dan zou ik klaar zijn” was het antwoord. De kapitein geeft aan dat het in orde komt. Op een gegeven moment vraagt een jongen, die nog steeds bij mij was vanaf Hollandse Rading: “Hoe dat nu precies zit met dat sloepvaren?” Ik zeg: “Ik ben toevallig bij die pontons, landing boten en het proviand schip geweest, die aan de kust verscholen liggen. En daar heb ik een sloep zien liggen. Ik dacht dus dat je daar naar toe moest om je examen te doen. Ik had gedacht het zo wel te krijgen, omdat ze in de Bush zaten en daar geen sloep aanwezig was”. “Oke”, vraagt die jongen, “en hoe gaat dat dan?” Ik antwoord met: ” Er gaat een schipper mee, en een bootsman neemt je het examen af. Maar dat is toevallig die lange die ook hier gelegerd is. Die schipper kijkt alleen maar en zegt niets, normaal gesproken.”

Enkele dagen later moet ik bij ‘die ouwe’ kapitein komen. “Kerel”,Ā  zegt hij, “ik heb het voor je in orde gemaakt. Morgen is het sloepvaren voor je en de rest trek ik me niets van aan. Want als ik je papieren opvraag bij die pennenlikkers van een Hollandia geven ze gewoon geen antwoord. Dus ze barsten maar, ik bevorder je als je slaagt voor dat examen.” Ik bedank hem en maak rechtsomkeert. Maar nu wordt het wel erg spannend, want ik weet er niets van. Dus als ze vragen gaan stellen… Gelukkig legt mijn maat, die de cursus dus al gedaan heeft, het een en ander uit. Ik trakteer ‘die lange’ op een biertje en vertel hem dat ik morgen mee ga naar die pontons om het examen sloepvaren af te ronden. “Oke”, zegt die lange, “morgen ga ik als eerste aan boord, jij als tweede en de schipper komt even later wel. Dan wijs ik je ergens op en ga je zo staan dat de schipper niet ziet dat jij steeds naar iets kijkt. Alle tekens staan namelijk op de balk gekerfd, dus let daar op! Want als die schipper ook meteen aan boord stapt kan ik je er niet meer op wijzen. Dus let op als je aan boord stapt, ik hou die schipper wel aan de praat en jij doet gewoon wat ik je opdraag.” Ik begrijp het, geef hem nog een biertje en beloof hem er nog een als ik slaag.

Maar het werd een onrustige nacht. Ik droomde dat ik kapitein was op een z.g. snelle boot met een kanon en dat ik een horde Jappen met hun jachtvliegtuigen weg aan het jagen was. Totdat er een bom vlak naast me insloeg. Ik schrok wakker, het bleek een soldaten laars te zijn die van drie bedden verder tegen mijn kast geslingerd was met de mededeling ‘hou je kop eens, we willen slapen’. Even later begon ik weer zachtjes te snurken, en in de morgen werd ik badend in het zweet wakker, douchte even snel ging naar de eetzaal – in de volksmond de ,,vreetschuur” – en at snel twee boterhammen met kaas. Daarna snel naar de wacht, want daar zou die lange mij oppikken. Die arriveerde inderdaad op tijd en na een half uurtje over een hobbelig pad te zijn gereden, kwamen we bij een wachtpost aan. Vanaf hier ging het te voet, nog honderd meter en ze waren bij de pontons. Er lag inderdaad een grote sloep langszij te klotsen, de pontons lagen tegen het strand aan en aan de zeekant met twee kettingen geankerd. Snel nog een bak koffie en toen de schipper aangelopen kwam zijn we snel aan boord gegaan. “Kijk, hier staan die tekens”, zegt die lange. “Als ik zeg ‘geef teken nummer twee’, dan doe je het vlagteken wat er boven staat.” Ik opgelucht dat die tekens er duidelijk op staan. Dan zegt die lange “Als de schipper drie tekens goed gezien heeft, krijg je van hem te horen, ga maar terug.” Oke dat was duidelijk. De schipper komt aan boord en neemt mij van boven tot beneden op, wenst ons goede morgen en zegt “Vertrekken maar!” Ik stuur de sloep tot enkele honderden meters van de pontons af. “Goed”, zegt die lange, “ik zou graag sein nummer drie zien, en daarna meteen twee er achteraan.” Ik zet het roer vast, neem de seinvlaggen en geef drie aan, daarna twee, en de schipper knikt naar die lange dat het goed was. We tuffen iets verder en dan wil die lange sein Ć©Ć©n zien. Ik doe wat er gevraagd wordt en zet weer het roer vast met de voorplecht in de golven, ga staan en geef sein Ć©Ć©n. De schipper zegt dat het prima is en we gaan terug. “Vaar maar langs bakboord terug naar de ligplaats”. Ik opper dat dat niet gaat, want die ankerketting zou onze sloep kunnen beschadigen, dus het moet met een grote boog. “Goed opgelet”, zegt de schipper. Die lange geeft me een knipoog. Ik zal wel geslaagd zijn, denk ik. Ik heb de sloep vastgelegd en zes stappen van boord gezet als ik mee moet komen. We steken het strand over, en onder enkele palmbomen is een grote zandbult te zien van wel vier meter hoog en tien meter lang. Dat blijkt een grote zelf getimmerde palmboom gebouw te zijn met een aggregaat en een koelkast. “Zo”, zegt de schipper, “je bent geslaagd en daar drinken we op!” En hij tovert zo drie flesjes steenkoud bier uit die koelkast. We proosten en dan krijg ik te horen dat ik Ć©Ć©n van de eerste ben die hier hun sloepexamen aflegt. Ik denk bij me, zelf jullie moesten eens weten, maar ik zeg niets. Op de basis drinken mijn maat en die lange en ik nog enkele flessen bier die avond.

Ook hier worden de officieren weer overgeplaatst, en nu is er een tijdelijke commandant aangesteld die in iedereen zijn papieren zit te snuffelen. Op een dag moet ik en mijn maat op rapport komen. “Alle twee tegelijk naar binnen”, zegt de schrijver die ons uit de wachtkamer haalde. Nadat de commandant rust rust heeft gegeven komen de vragen. “Zo zo”, zegt hij. “Jullie zijn van dezelfde lichting, en als ik jullie volg dan zijn jullie altijd samen geweest. Wij beamen dat. “Oke, gezellig”, zegt hij, “maar nu het volgende. Ik ga jullie vast plaatsen op die pontons als bewaking van de voorraad en als ‘foef’ van de voeding en materialen die daar zijn of nog gaan komen. Wat denken jullie daar van” Wij zeggen dat dat goed is, wetende dat wij daar waarschijnlijk de biervoorraad ook zullen bewaken en dat komt goed uit, want dorst hebben we altijd šŸ™‚ Wat die commandant niet kon zien was het volgende. We stonden vlak naast elkaar, en mijn maat zijn rechter laars tikte een keer mijn linker laars aan. Dat betekende okĆ©, dus waren we het eens met elkaar. Als er geen tik kwam, ging het verhaal van ons uit niet door. Of hij moest er een dienstbevel van maken. Wij werden dus weer met die lange mee gestuurd. Achter in die jeep en hobbelen maar. Flink door elkaar geschud kwamen we aan. We werden verwelkomt door de Papoea man die zat al te wachten bij de loopplank. Die man doet voor ons allerlei klusjes, bezorgt ons eieren en vis en doet de was. Er lag een oud proviand schip en dat was onze taak. Er waren ook nog een aantal mariniers. Die lagen in een kampement net onder de tweede palmen rij, en goed gecamoufleerd. De waren zwaar bewapend en draaiden de wacht rondom het geheel. Wij gingen aan boord en controleerden de voorraad, streepten af wat geteld was en die lijst moest vanavond mee met de jeep die de voeding bracht voor ons en die mariniers.

Een week later wordt ik officieel bevorderd tot matroos tweedeklas. Kijk, dat waardeer ik nu aan het leger. Niets is onmogelijk. Als die officieren nu weer weg gaan, ga ik hier eens zo’n jasje stelen. Kijken hoe lang ik dat volhoud. Kunnen we nog eens lachen. Een jasje van een luitenant zou al goed zijn. Dan blijf ik een beetje het loopjongetje van een of andere kapitein. Toch verwerp ik dat idee, het zou te opvallend zijn. Maar ik blijf wel naar mogelijkheden zoeken om zo min mogelijk te doen en zo veel mogelijk ,,katje” te ontvangen. Op zich geen slechte gedachte.

Er speelde iets; er verdwijnt wasgoed, dan een onderbroek, dan weer een hemd. We beginnen langzaam die Papoea man te wantrouwen, en beschuldigen hem van diefstal. De goede man geeft aan dat hij niet steelt, maar hij is de schuldige in onze ogen en hij kon vertrekken. Bij toeval zien we enkele dagen later een grote rat een hemd van de waslijn af rukken en verdwijnt ermee in het kabelgat in het vooronder. Aha, daar gaan onze hemden en onderbroeken naar toe dus! Mijn maat – die niet bang is uitgevallen – opende het luik zodat je toegang krijgt tot het kabelgat en kruipt er met een lamp in. Een ratten paar heeft daar een nest gebouwd van onze spullen. Hij grijpt het hele nest en smijt het over boord. Die twee oude ratten zijn gevlucht maar ook die pakken we wel. We moeten alleen zorgen dat er niemand aan boord is en het stil is, dan zetten we een bordje vreten klaar en kunnen we ze afschieten of vangen. Het werd uiteindelijk afschieten. Daarna hebben we de Papoea man laten weten dat hij moest komen en om hem te vertellen dat we de echte dader hebben gepakt. We tonen hem de dode ratten. “Lekker” zegt hij. Hij wil ze hebben om op te eten. Van ons mag hij. Na onze excuses gaat hij weer aan het werk en we hebben er nooit meer een woord aan besteed en alles gaat weer zijn gewone gangetje.

Wij hebben al snel in de gaten, dat als we de achterste en onderste bierkisten gebruiken, en die flessen vullen met water, de dop er weer op doen en de volle kist zo ver mogelijk naar onder zetten, niemand het voorlopig doorheeft. Wel maakten die mariniers wel eens de opmerking “Is jullie katje zo goed, dat jullie elke avond een biertje hebben in de ondergaande zon?” Ons antwoord: “Ja, want jullie weten natuurlijk niet dat er ook munitie ligt in dat schip, dus vandaar dat we wat meer krijgen. Er zit binnenkort zelfs een bevordering in”. Stil waren ze. Dan krijgt de chauffeur, die lange, een briefje van onze commandant mee. Hij verzoekt ons of wij via die Papoea man een varken kunnen regelen. De andere dag vragen we dat aan die Papoea meneer en het kon. Hij gebaarde nog ‘een grote of kleine’. “Een grote”, zeggen we. “Het is voor alle mannen hier” Een dag later komen er vier Papoea’s het geslachte varken brengen op twee bamboestokken van 6 cm doorsnede. Het zwijn is ontdaan van ingewanden en haar, de rest moeten ze op de basis zelf doen. We berichten de commandant dat het varken er is, halen een koelkast leeg en leggen het daar in. Want met deze temperaturen is het snel bedorven. Het varken wordt opgehaald, wij sluiten af en mogen ook mee. Onze commandant is namelijk getrouwd met ‘de handschoen’ en hij laat haar foto tijdens het feestje zien. Wij zorgen ervoor dat we genoeg bier krijgen en verslapen ons de andere morgen. Plotseling schieten we wakker, een geluid heeft ons gewekt. Als we door de patrijspoort kijken, staat die Papoea man steentjes te gooien tegen de plecht. Als hij ons ziet lacht hij en wijst naar iets. Het is een marinier die komt kijken of we er zijn, en als we ons niet laten zien hebben we een rapport aan onze broek. Dat weten we zeker, dus in een snelle beweging met een rotgang naar de reling. Gelukkig zwaaide hij en vertrekt weer. We bedanken de Papoea man en nodigen hem boven uit voor koffie.

Die mariniers komen steeds met een briefje van hun commandant twee of drie kisten bier halen. Op een zekere dag kwamen ze weer voor Ć©Ć©n kist, en daar hadden we op gewacht. Van die 1 maakten we een 4 en zo was de voorraad weer opgelost en konden wij ons goed doen aan een lekker koud biertje. Nooit meer iets gehoord over tekorten, ra ra hoe kan dat haha. We hebben daar een luizenleventje gehad. We sliepen aan boord, hadden een douche, geen controle. Nadat die mariniers appel hadden gehad, kwam een man kijken of we er nog waren. Maar die kwam de loopplank nog niet eens op. Als hij ons zag, zwaaide hij al en vinkte ons af op zijn lijst. Hij voelde aan de deur van de verborgen zandhoop. Als die netjes op slot zat, was hij weer weg naar hun kamp. Wij hadden de sleutel van die deur, want daar staan ook twee koelkasten met koud bier, en die mariniers waren tot alles in staat vandaar het slot. Ook inspecteerden we de zandbult aan de achterkant, want om via de achterkant dat zand weg te graven en een gat te maken in die bamboewand is een klus van niets en midden in de nacht zo gepiept. Alleen wie dat gedaan heeft, ligt er dik bovenop. Want wij waren heel erg brave matrozen en deden zulke dingen natuurlijk niet.

Waar ik en mijn maten tot de dag van vandaag – bijna 70 jaar later – nog wel mee zitten, is dat ze die Papoea’s hebben verlaten en zonder meer over hebben gelaten aan de moordzuchtige Japanners. Met de tranen in zijn ogen pakt hij een eikenhouten staandertje op met een vlag, de vlag van de Papoea’s en mompelt “ja jongens, jullie waren zeer trouwe kameraden” en zet het vlaggetje weer in de vensterbank. Omdat ik met hem heel vaak een biertje dronk, en dit verhaal ter ore kwam, vond ik dat dit verteld moest worden.

“Lee Entfield”

Verhalen

Moord op Kennedy

In de nacht van 22 november 1963 was ik op patrouille in BĆ¼ren Duitsland. Mijn chauffeur en ik schrokken ons te pletter toen er opeens een tank voor ons stopte. Gelukkig bleken het Engelsen te zijn, die ons vertelden, dat president Kennedy was doodgeschoten. Een...

Bij de Koninklijke Marine tijdens de Koude Oorlog

Op 17 augustus 1970 ben ik in dienst van de Koninklijke Marine getreden. Het heetste punt, de Cuba crisis, was al geweest maar de dreiging van een kern oorlog was nog steeds aanwezig.Ā  Als 16 jarig jochie was ik daar niet zo mee bezig. Ik vond alles nog spannend....

Russen afluisteren

Brief van Henk Braakman, ontvangen op maandag 13-11-2023.Ā Het betreft zijn belevenis van zijn diensttijd in de Koude Oorlog. Transcriptie Lichting 1956-6 Op 4 mei 1956 (wat een timing) lag er op de deurmat bij ons thuis een enveloppe met daarin een ā€˜bevelā€™ namens...

Conflict en komische wraak

Bij het militaire onderdeel waar ik was geplaatst, werkte ik op een technische afdeling onder leiding van een 'Korporaal 1', die bekend stond als een zuiplap die dacht dat hij de baas was. Op een dag kregen we een conflict over een handeling, terwijl we dezelfde...

Geheimzinnige schepen

In het begin van de 1950-er jaren hebben er een paar jaar een tweetal passagiersschepen in de Numansdorpse Veerhaven gelegen. Niemand wist waarom ze daar lagen en van wie ze waren. Het was allemaal heel geheimzinnig. Veel verhalen deden de ronde over het doel van...

Van Kanonnier tot touringcar-chauffeur

Geboren in augustus 1960, dus opgegroeid in de jaren 60 en 70, kregen wij te horen van de atoombom. En nog erger, de waterstofbom en de Russen. Niet dat ik er bang voor was, want met Den Helder dichtbij wist je dat als er zo'n grote bom zou vallen ook wij de klos...

Mijn jongenskamer ā€¦ā€¦

Een foto van mijn jongenskamertje. Het is door de tijd een wazig beeld geworden. Ik weet nog dat ik het maakte met mijn eerste fototoestel, een Agfa Clack, gekregen voor mijn vijftiende verjaardag in 1961. Ja ik ben van 1946. Dat fotootje illustreert de...

De Stingerbol

Ik ben als instructeur en opleidingsontwikkelaar van 1992 tot en met 1995 werkzaam geweest als in de Stingertrainer te Ede. In de stinger trainer werden schutters opgeleid van de Landmacht, Luchtmacht en Mariniers.Ā De bol is van binnen voorzien van projectie...

Plotter bij de Korps Luchtwachtdienst

Tussen 1962 en 1964 ben ik, P.J.M (Nel) Winkelman opgegroeid in het oude noorden van Rotterdam, plotter geweest als reserve bij het luchtwachtcentrum in een grote bunker in Rotterdam. De korps Luchtwachtdienst (KLD) werd op 1 maart 1950 opgericht als onderdeel van...

Deel je eigen verhaal

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.

Auteur gegevens

Vul hieronder je contactgegevens in, zodat de afzender van dit verhaal juist is.
Wordt niet gepubliceerd
10 cijfers
Mijn auteursnaam mag

Schrijf je verhaal

Inhoud
Klik of sleep een bestand naar dit veld om te uploaden.
Dit mag een jpg, jpeg, png of gif bestand zijn van max. 1Mb.
Locatie bij dit verhaal
Selectievakjes