Op vakantiepark Sandberghe te Uden zit ik op het terras met Majoor* Kees Graafland (1938) waar hij al vanaf zijn pensioen woont. Hij vertelt me zijn verhaal toen hij op de Starfighter vloog in de tijd van de Koude Oorlog.
Zijn verhaal begon als jongen uit Rotterdam die de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt en later kapitein wilde worden op een schip. Veel jongens uit die regio die goed konden leren werden kapitein, maar moeder vond het te gevaarlijk. Toen hij opgeroepen werd voor militaire dienst, werd gevraagd of hij piloot wilde worden. Zijn moeder was blij met dit alternatief. Zij wist toen nog niet dat hij jaren later wekelijks van een overleden collega piloot afscheid moest nemen.
Opleiding tot vlieger
In 1957 ging Kees naar Canada waar hij als leerling vlieger zijn opleiding genoot op een Lockheed T-33. Na 1,5 jaar keerde hij terug naar Nederland, eerst voor 3 maanden op Woensdrecht waar hij ook een Lockheed T-33 vloog. Dit was bedoeld om gewend te raken aan de Nederlandse procedures, alvorens stationering te Leeuwarden als volledig vlieger.
Luchtverdediging
Leeuwarden was een luchtverdedigingsbasis. Hier werd Kees opgeleid als Hawker Hunter vlieger, een luchtverdedigingsvliegtuig dat hij vier jaar vloog. “In die tijd was de koude oorlog als zo’n tien jaar gaande en werd er veel geprovoceerd door de Russen, vooral op zee, vanuit het Noorden van Rusland kwamen ze over de Atlantische Oceaan Nederland binnen. Dan vlogen ze een heel klein beetje Nederland binnen en dan werden wij erop afgestuurd, jaagden ze weg en dan gingen ze ook, hup op z’n kant en weer naar het Noorden toe. Ik heb toen ook Russische bommenwerpers onderschept, dat was geen uitzondering. Het was echt uitdagen wat de Russen deden, er was geen echte dreiging, meer pinprikjes. Treiteren en kijken of men hier paraat was. Dit gebeurde ook in Engeland en Duitsland, zij gingen ook op de Russen af als zij provoceerden. Voordat ze in Nederland kwamen waren de Duitsers ook al gaan kijken. Iedereen deed dat. Daarnaast stonden de Russen met een enorme landmacht aan soldaten in Oost-Duitsland, Polen en Tsjecho-Slowakije.”
Van luchtverdedigingsbasis naar aanvalsbasis
In 1963 werd Kees overgeplaatst naar vliegbasis Volkel, een aanvalsbasis, waar hij in zijn eigen woorden een ‘bommenwerper piloot’ werd in de rang Sergeant 1 en vlieger. De eerste jaren op een F-84F Thunderstreak en later op een F-104G Starfighter. In 1969 werd hij Luitenant. Het enige wat hij in die tijd merkte van de oorlog was dat er veel paraatheid was. “We hebben nooit met de Russen gevochten, maar waren altijd paraat om tegen de Russen in te gaan. Eén à twee keer in de week hadden we 24-uur dienst aan één stuk. We waren dan met z’n achten, vier vliegers (luitenant of kapitein), vier technici, vier Starfighters en vier grote 150 kiloton atoombommen, al onder het vliegtuig. Die stonden al klaar, want we moesten in 15 minuten vanuit de stoel aan het vliegen zijn. We hadden godzijdank nooit een eigen vliegtuig, ze zette gewoon vier kisten daar neer. Als tie kapot is of je hebt inspectie gehad, dan zou je een half jaar geen vliegtuig hebben gehad. Ze waren allemaal hetzelfde, dus dat maakte niet uit. We hadden 18 vliegtuigen in ons squadron, die werden elke dag gecontroleerd. Toen waren er wel 30 vliegers. De bommen werden onder het vliegtuig veiliggesteld. In een gebouwtje hier op Volkel, dat was er speciaal voor ingericht, hadden we ook een slaapkamer, zodat we niet 24 uur wakker hoefde te blijven, we sliepen daar ook gewoon. Buiten het klaverjassen om, want ja, je moet je bezighouden, was je de hele dag aan het nietsdoen, was het wachten om ingezet te worden, dat is Godzijdank nooit gebeurd. Anders hadden we nu hier niet gezeten, dan was er geen wereld meer geweest. In onze vliegoveral zaten we klaar met alles erop en eraan behalve helm, die lag bij het vliegtuig. Regelmatig kregen we tests, dan kwam er een één of ander baasje en die kwam vragen stellen en dan moest je het goede antwoord weten. Als hij vroeg wat is je target? Dan moest je vertellen wat het was, hoe het eruit zag, hoe je die het beste kon bereiken, hoe je route was en die route moest je kunnen uittekenen. Als hij volgende keer met een QRA (quick reaction alert) kwam dan had je weer een ander target en dan moest je dat weer leren. Mochten we ingezet worden, dan werd dat door de NATO aangestuurd en zij hadden toestemming nodig van de Amerikanen, want het waren hun bommen.
Ik was één van de mannetjes, met dat vliegtuigje wat wij hadden, waarschijnlijk nummer 6 à 7 die op één doel een atoombom ging gooien. Dan lagen er al wat raketten die vanuit Amerika geschoten werden. En dan kwam er een Engelsman, een Nederlander, een Belg die kwamen ook allemaal boem zeggen. Dus dat was één groot gat waar ik h’m in ging gooien. We hadden vaste targets, of vaste doelen. Ik had Oost-Berlijn als doel gehad. Dat was een groot Russisch legerkazerne, daar zaten wel duizenden mensen in en dat was mijn doel. Maar ik heb bijvoorbeeld ook Zerbs als doel gehad, West Polen, Joegoslavië, dat waren Russische vazalstaten en daar stonden de Russen ook overal klaar.”
Oefenen
In ons gesprek worden we gehinderd door het oorverdovende geluid van F-35’s die zoals Kees zegt, zonder opkijken, aan een onderlinge dogfight bezig zijn. “Dat is godzijdank nooit met de Russen nodig geweest, wel onderling werd er geoefend met Engelse, Belgische en Duitse NATO-bondgenoten. En we hadden grote oefeningen tussendoor ook, want dan kwamen de Amerikanen kijken en de Engelsen. Want ja, je moet je toch een beetje kunnen verdedigen, want de Russen hadden ook vliegtuigen die jou weer probeerden te onderscheppen. Als dat met de Russen nodig was geweest, dan was het geëscaleerd, uit de hand gelopen. Vier man zaten dus altijd standby met een A-wapen en we vlogen met misschien wel 20 vliegtuigen per dag, want we hadden twee squadrons, zo’n 36 vliegtuigen. Nederland had in die tijd wel zo’n 200 Starfighters op Volkel en Leeuwarden. Er waren er altijd veel in hangars voor reparaties, onderhoud en controle, dus zo heel veel meer werd er niet gevlogen. Van de 18 vliegtuigen van een squadron, als je er tien van kon gebruiken op een dag, dan was dat veel. Er waren ook dagen dat we er maar twee hadden of drie, dat de rest in de lappenmand was. Alle vluchten die we maakte waren trainingsmissies, maar die bom heb ik nooit van de grond af getild. Godzijdank niet! We hadden wel een bom, maar dat was een blok beton van 2000 kilo, die gingen we op Vlieland gooien en dan schudde het hele eiland als die aan de grond kwam. Gossiemijne, dat was een hele onderneming. We hebben veel collega’s in die tijd verloren, soms wel drie in een week.” Ik vraag of dit indirecte doden van de Koude oorlog zijn geweest? Kees denkt daar even over na en ja, dat kan je wel zeggen. “Het kwam allemaal tijdens het oefenen en dat moest je goed bijhouden. Ook andere landen hadden dat hoor. We waren op het Duitse Hahn, toen vier Amerikaanse vliegtuigen tegen een berg op vlogen, in een formatie. Die vliegtuigen waren ook niet zo vreselijk goed, die hadden veel mankementen. Degene die ze maakte waren eigenlijk ook nog maar aan het leren. En tsja, we vlogen straaljagers en ja, dat waren ‘zwakke kindjes’ zeiden we dan.
De bewapeningsjongens oefende met de nucleaire bommen en hingen die regelmatig onder de straaljagers en alle andere procedures hier omheen werden geoefend.”
De nucleaire bommen
“De nucleaire bommen op vliegbasis Volkel waren en zijn in het bezit van de Amerikanen. Om werkelijk een bom te gooien was toestemming van Amerika nodig. Er waren Amerikaanse militairen die zorgden ervoor dat die atoombommen niet zomaar gepakt konden worden. Je kon ze wel pakken, maar verder niet. Je had een code om de bommen scherp te stellen/effectief was, dat was allemaal wel goed beveiligd hoor. Er stond ook altijd een Amerikaanse Commandant in diezelfde paraatheid. Hij had de code, en hij had toestemming nodig van de President van de Verenigde Staten. Die ging dan aan de bom onder het vliegtuig prutsen, terwijl wij naar de cockpit gingen en dan zei die “Oké, het is klaar” dan had hij h’m op scherp gesteld en dan kon je h’m afgooien en dan zegt ie heel hard boem. Dan moesten de Russen wel zodanig provoceren dat zij Europa werkelijk binnen kwamen en dat is gelukkig nooit gebeurd.” De policy van NATO was dat als zij een nucleaire aanval zouden inzetten als de Russen zodanig agressief zou worden, een bom werkelijk binnenbracht in Oost-West Duitsland, nucleair of conventioneel (dat was niet altijd zichtbaar). Of Oost-West Duitsland binnenvallen via land, dan kwamen ze met een hele massa, dat waren redenen geweest dat Kees de opdracht zou hebben gekregen om de nucleaire bom te gooien. “Ja, we zijn goed weggekomen hoor, met z’n allen, ook de Russen. We hadden niet zoveel wapens, maar wel betere.”
“Hoeveel bommen er waren, dat weten wij allemaal nooit hè? Maar we hadden wel eens een oefening en dan werden er 18 vliegtuigen opgebomt. Dan gingen er 18 bommen onder vliegtuigen. Ze moeten er nog meer gehad hebben, maar hoeveel, dat werd ons nooit verteld, want dat was van de Amerikanen. Volkel was wel echt doelwit van Rusland, daar dit de enige plek in Nederland is waar de kernwapens opgeslagen liggen. België, Kleine-Brogel had dezelfde capaciteit, in Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Denemarken lagen ze ook. In Europa zaten daarnaast nog 5 á 6 vliegbasissen met Canadezen en die vlogen ook met Amerikaanse atoombommen. Ik weet niet of ze er nog zijn, toen wel een heleboel in Duitsland en in Frankrijk.” Hoeveel nucleaire bommen er zijn is volgens Kees niet interessant… “Het is een overdosis anyway, er zijn er veel te veel. Toen was alles geheim, je kon er thuis niet over praten. Ik weet zeker als er nu nog wapens zijn, dat die jongens er ook niet over mogen praten. Er waren toen speciale hangars voor, waar 2 á 3 bommen in lagen, soort bunkertjes. Nu heb ik geen geheimen meer, het is zo lang geleden zo’n 50 jaar, ik kan enkel praten over hoe het toen was.”
NATO
In 1976 kreeg Kees een hernia en kon niet meer vliegen. Daarop is hij naar Duitsland gegaan (Rammstein) voor 4 jaar en werkte voor de NATO in de functie van senior operations officier. “Daar was ik de baas van een club mensen die in staat waren de NATO te runnen, ik had niet zo’n hoge rang, ik was majoor. Maar ik had wel een hele grote staf onder me en collega’s die hetzelfde werk deden als ik, alleen ik was dan senior, omdat ik de oudste was. Een Nederlandse functie. We deden eigenlijk heel weinig. We zaten daar te kijken wat de Russen deden. En als dat te gek werd, dan moesten we ingrijpen. Vanuit de NATO hadden we de second- en fourth Airforce. The Second Airforce dat was het Engelse gedeelte met de Nederlanders en de Belgen en Fourth Airforce dat waren Amerikanen. En daar werden dus beslissingen genomen. Wij zaten als AAFCE (Allied Air Forces Central Europe) over twee en vier atafs, weer tussen de hele hoge bazen en tussen het lager volk als een tussen laag. We hadden geen beslissingsrecht. We konden berichten uitsturen, maar wel gecontroleerd. Dat was eigenlijk een rare opbouw, maar je hebt zoveel landen die een vinger in de pap hebben, dus je moet een beetje delegeren. Allemaal een klein beetje baasje zijn. Later werd het kantoor verplaatst naar Börfink vlakbij Rammstein in de Eiffel, we zaten daar onder de grond in een berg en je ging er 24 uur in. Dankzij mij is dat veranderd, want we hadden diensten van 8 uur. Maar dan was je elke dag de sukkel, want ik woonde in die tijd in Kaiserslautern. En dat was een reis van een uur heen en terug en dat vond ik niks, dus toen heb ik gezegd, waarom gaan we niet 24 uur op en af. Dan hadden we een stuk of 5 officieren die dat deden. Dus één keer in de vijf dagen moest je daar naartoe voor 24 uur en de rest was je dan vrij, deed je niks.”
Na de Luchtmacht
Vanaf 1981 is Kees terug naar Nederland gekomen en is hij “Friendship” (Fokker F27) gaan vliegen wat een vracht- en passagiersvliegtuig is. Al snel verhuisde hij naar Curaçao, waar hij 4 jaar gewoond heeft en vloog op heel Midden-Amerika, de Oostkust van Amerika, Venezuela, Colombia en Panama. Op Curaçao vloog Kees hoofdzakelijk Air-sea rescue. “Dus schepen in nood gingen we opzoeken, deden daar iets mee of zorgen dat daar reddingsschepen naar toe gingen. Ik heb 16 reddingen uitgevoerd in mijn periode daar. Dat was een mooie baan, want je redde er mensen mee. Totaal anders dan de tijd op Vliegbasis Volkel.” In deze periode was Kees niet meer operationeel met de koude oorlog bezig, welke nog wel gaande was, maar niet meer zo heftig. De koude oorlog stopte eigenlijk met de val van de Berlijnse muur in 1989.
Terugkijkend op de Koude Oorlog
“Er was sprake van een oorlog met permanente dreiging, maar er werd niet geschoten, er werd niets gedaan. De dreiging was echt, want je moet rekenen, hier kon je ook al niet meer wonen, na een nucleaire bom op Volkel, dan was alles weg. En Volkel is toch pak h’m beet, twaalf kilometer hier vandaan. Want de Russen gooiden ook grote dingen.”
“Het sloeg nergens op, de hele koude oorlog is waanzin geweest, heeft verschrikkelijk veel geld gekost. We hadden toen zo’n 2.500 man rondlopen hier op Vliegbasis Volkel. De luchtmacht was erg groot, denk aan al die training, vliegtuigen die gekocht moesten worden. Denk dat er nu zo’n 1000 minder mensen op Volkel zijn, doordat er nu minder dreiging is. Ik moet eerlijk zeggen, dat ik het nooit zo bedreigend heb gezien hoor, want we waren allemaal reëel genoeg om te weten, dat doen de Russen niet, die komen hier niet heen, want dan krijgen ze op hun sodemieter van hier tot gunter. Want je hebt niet zo gek veel raketten nodig om een heel groot deel van Rusland weg te vagen hoor. Alleen wij al hadden dus Oost-Duitsland en wij gooide zo’n 650 atoombommen, alleen op Oost-Duitsland. Dan had er geen paal of boom meer overeind gestaan, dan was alles weggeweest. Het materiaal wat zij hadden was niet opgewassen tegen wat wij hadden. Wij hadden veel beter materiaal dan zij, wij konden veel beter richten, onze bommen raak gooien.”
Zoals Kees zegt is de Koude Oorlog nooit te ontdekken geweest. “Je hoorde erover, je zag in de omgeving dat er paraatheid was, maar niemand heeft het werkelijk meegemaakt. Eigenlijk krankzinnig.” Ik denk dat Kees van geluk mag spreken dat hij dit allemaal nog na kan vertellen na zoveel risico te hebben gelopen, zoveel collega’s die het niet hebben overleefd.
* Majoor: Baas van een squadron, een aantal vliegtuigen (± 18), technici (± 40) en vliegers (± 30), brandweerlieden, verkeersleiders, meteorologen, bewakers.
Dit verhaal is geschreven door Ingrid van der Locht, op basis van een interview dat zij heeft gehouden op 20 juni 2023 met Kees Graafland, Majoor Luchtmacht (b.d.)